Tadamasingel

Picture
Mr. Reinier Willem Tadama (geboren in Amsterdam op 10 november 1810,  gestorven in Zutphen op 11 mei 1860) was verantwoordelijk voor het standaardwerk over de geschiedenis van Zutphen: Geschiedenis der Stad Zutphen, van de vroegste Tijden tot 1795. Dit boek is compleet te vinden op Google Books

De biografie van Tadama uit het NNBW: 

TADAMA (Mr. Reinier Willem), zoon van Mr. Reinier Willem  Tadema en Christina Elisabeth van  Loghem, geb. te  Amsterdam 10 Nov. 1810, gest. te Zutphen 11 Mei 1860,  genoot na den vroegen dood  van zijn vader zijn eerste opvoeding te Zutphen,  waar hij ook de Latijnsche  school bezocht. In 1827 werd hij ingeschreven aan  het athenaeum te Deventer, in  Sept. 1830 als student in de rechten te Leiden, waar hij het onderwijs genoot  van Tydeman, van Assen en Cock. 20 Juni 1833 werd hij bevorderd tot doctor in de  beide rechten op proefschrift De origine systematis  repraesentativi (Lugd. Bat. 1833). Hij  vestigde zich daarna als advocaat  te Zutphen, waar hij in 1837 commies-griffier  van het vredegerecht werd, in 1838  tevens procureur, in 1840 lid van den raad en andere colleges, in 1841 kantonrechter, welk ambt hij tot zijn dood  bekleedde. Hij huwde 21 Juni 1838 met Wilhelmina Elisabeth Mechteld van  Doorninck, die hem overleefde.

Tadema heeft zich steeds met historische onderzoekingen omtrent Zutphen en de   graafschap bezig gehouden. Hij ordende het archief van Berg en beschreef het in zijn Verslag over het oude grafelijke Bergsche archief te 's Heerenberg (Zutphen 1846). Daaraan ontleende hij ook voor een groot deel de stof voor zijn studie Willem graaf  van den Berg en zijne tijdgenooten; eene  bijdrage tot de geschiedenis van den tachtigjarigen oorlog uit oorspronkelijke  en grootendeels onbekende stukken samengesteld (Zutphen  1846). Ook nog  andere studiën over Willem van den Berg en andere leden van zijn geslacht zijn  door Tadema gegeven. Nadat hij door het gemeentebestuur met de  zorg voor de  stedelijke boekerij en het stadsarchief was belast, beschreef hij dat laatste in  zijn Tijdrekenkundig register van alle oorkonden in  het stedelijk archief te Zutphen berustende (Zutphen  1854). Door zijn  onderzoekingen in het archief kwam hij tot het schrijven van  zijn Geschiedenis der stad Zutphen, van de  vroegste tijden  tot 1795 (Arnhem, Zutphen 1856), die voor deze materie nog altijd waarde  heeft. Op rechthistorisch gebied bewoog hij zich in zijn  Geschiedenis van het Veemgerigt en van het latere  Duitsche  Rijkskamergerigt in hunne betrekking tot Nederland (Werken Maatsch. d. Ned. Letterk. X), die in 1856  door de  genoemde maatschappij met goud werd bekroond.